Home Forums Discussies Kennisbank Mast strijken met kettinkjes

2 berichten aan het bekijken - 1 tot 2 (van in totaal 2)
  • Auteur
    Berichten
  • Ferdinand Postma
    Deelnemer
    Aantal berichten: 5

    Maststrijken met kettinkjes op de M26 Windzang.

     

    In 2001 verscheen in het allereerste NMV-clubblad een verslag van mijn manier van maststrijken bij mijn M26 Windzang. Ik heb er altijd met een veilig gevoel de mast mee gestreken en weer opgezet, vaak solo onderweg tussen Edam en Alkmaar van en naar de winterstalling, tot ik de boot in 2016 verkocht.

    Hier een herziene versie van dit destijds spontaan opgeschreven relaas aan het begin van mijn clublidmaatschap, met daarbij kanttekeningen en tips op grond van ervaringen en inzichten de afgelopen jaren.

     

    Bij mijn M26 bouwjaar 1978  scharnierde de mast op een bout aan de achterzijde van de giet-aluminium mastvoet, waardoor de mast achterover kon kantelen en je de mast zelf kon strijken en opzetten. Omdat beide wanten àchter het draaipunt op het dek aangrijpen, verliest de mast bij het kantelen zijdelingse ondersteuning en was een hulpconstructie nodig.

    Een vast strijkwant met beugels is de meest stabiele oplossing. Daarmee kan je ook nog varen met een half gestreken(“getopte”) mast zonder directe angst voor brokken mits het water rustig blijft.

    Dat betekent wel dat je altijd extra spullen aan dek moet voeren. Je hebt extra onderwanten nodig die  precies in het vlak van het draaipunt van de mast bevestigd zijn aan strijkwantputtingen . Die puttingen hebben meestal de vorm van driehoekige beugels, die met bouten aan het dek worden bevestigd.

     

    Een M26 eigenaar tipte me over strijkwantputtingen van ketting, vastgemaakt om de scepterpotten van de zeerailing;

    “ je maakt  driehoeken van ketting met als tophoek het draaipunt van de mast, gebruikt  twee vallen als tijdelijke strijkwanten, de spiboom als sprenkel en de grootschoot als talie.”

    Dat leek me wel wat. Voor iets wat in principe alleen hoefde te gebeuren voor en na de winterstalling wilde ik zo weinig mogelijk extra beslag monteren. Kettinkjes kan je wegnemen en laten zich makkelijk opbergen.  Bovendien kan je de maatvoering eenvoudig fixeren door de betreffende schalmen te merken. Heb je het eenmaal goed uitgemeten en gemerkt , dan kun je het geheel steeds snel opbouwen.

    Bij de bouwmarkt vond ik langschalmige ketting van 5 mm met gelaste schalmen. Dat leek me zwaar genoeg en liet zich goed om de scepterpotten vastmaken. Zo’n schalm paste nog door het beugeltje aan de binnenzijde ervan.

    Het ene einde van het kettinkje kwam om de scepterpot àchter, en het andere om de scepterpot vóór het draaipunt van de mast, vastgemaakt met  harpjes aan na afmeten gemerkte schalmen. Ik schafte extra harpjes aan zodat die aan de kettinkjes konden blijven, voor een blijvend kloppende maatvoering en steeds klaar voor gebruik.

    In de schalm daartussen die de top van de driehoek vormde, op gelijke hoogte en in hetzelfde vlak als het scharnierpunt van de mastvoet, pikte ik de val in die de mast moest behoeden voor zijdelings uitzwaaien. Ik gebruikte de spival en de grootzeilval. Het is belangrijk om dat draaipunt zo nauwkeurig mogelijk te bepalen, want anders verandert de spanning op de vallen tijdens het strijken en zetten teveel en kan er òf ongewenste slack ontstaan waardoor de mast uitzwaait òf er ontstaat teveel spanning op de scepterpotten. Het bepalen van het draaipunt is een kwestie van geduldig uitmeten (tenzij je die maten van een ander kunt overnemen die wel over een vast strijkwant beschikt).  LET OP; de maten bij de M26 verschillen met die van de IF en de positie van de scepterpotten verschilt ,wat gevolgen heeft voor de stabiliteit van de ondersteuning. Ik kom daar later op terug.

     

    Het uitmeten gaat het eenvoudigst op het droge als de mast nog niet gemonteerd is.

    Bij het uitmeten van vaste strijkwantputtingen wordt geadviseerd om een ijzeren staaf door het gat in de kam van de mastvoet op het kajuitdak te steken. Die staaf had ik niet voorhanden. Ik behielp me met een rechte lat van ruim 2 meter die ik exact dwars over de kam legde en zorgde ervoor dat de afstand tot de bovenkant van de dekrand zowel aan bakboord als aan stuurboord precies gelijk was.  (Typisch een klusje voor zijn tweeën met ieder een goed afleesbare rolmaat)  Zo vind je het punt dat je moet hebben.

    Het kettinkje paste ik daarop af en ik merkte de schalm in de top van de aldus gevormde driehoek. Na een extra dwarspeiling om te controleren of het er aan bakboord net zo uitzag als aan stuurboord had ik mijn strijkwantputtingen waarop ik de vallen kon haken die als strijkwanten dienden. Het goed doorzetten van de vallen is wel nodig voor voldoende ondersteuning, zeker bij zogenaamd voorgerekt polyester, waar op 20 meter (je gebruikt de volle lengte van de val ) flink wat vering in aanwezig blijft. Dyneema is dan beslist een pré, maar is minder tolerant.

     

    De spiboom fungeerde als sprenkel, ingehaakt op een oog vlak boven de mastvoet. Die tuide ik met een 6mm gevlochten nylon lijn. Het midden van de lijn knoopte ik aan het einde van de spiboom en de uiteinden aan weerszijden op dezelfde schalm als de val. Ik gebruikte nylon om het verschil in spanning op te vangen als tijdens het kantelen zou blijken dat de maatvoering niet helemaal exact was.

     

    Dat oog op de voorzijde van de mast vlak boven het mastvoetbeslag, was eigenlijk de enige vaste voorziening die ik aan het schip moest maken.

    De grootschoot van de Windzang was  2×3 schijfs, Daarmee was het strijken en zetten ook in de zwaarste fase,tussen horizontaal en halverwege, goed in de hand te houden.

     

    Mijn M26 was niet standaard: over kajuitdak en buiskap liept een beugel met een verhoogde handrailing ; niet alleen superhandig als houvast maar ook als steun voor de giek bij reven en strijken van het grootzeil. Dat beperkte wel het kantelen van de mast.  20º voor horizontaal stuitte die op de beugel. Het noodzaakte me om op de schaar op de hekpreekstoel een extra wegneembaar opzetstuk te maken om de mast al bij die hoek goed te kunnen opvangen. Ik monteerde er zo’n rubber rol op die je ook op boottrailers tegenkomt en daar bekend is als kielrol. Het vergemakkelijkte na het strijken het naar voren trekken van de mast.

    Met deze aanpak was het strijken en zetten altijd goed te doen, ook solo, ook met de later aangeschafte Furlex , waarbij een extra hand dan wel prettig was.

    De doorvaarthoogte werd met de mast horizontaal plm. 1,70 mtr.

    Bij het zetten was het goed opletten dat er nergens wat bleef haken.  De wantspanners voorzag ik van toggles om verbuigen te voorkomen. Ik bond ze om die reden ook nog losjes op aan de zeerailing met een stuk elastiek voordat de mast omlaag of omhoog ging.

     

    Bij het strijken en zetten van de mast wisselde de spanning op de tijdelijke strijkwanten tijdens het kantelen iets. Misschien was ik toch niet helemaal op de millimeter nauwkeurig geweest bij het uitmeten, maar wat in ieder geval een rol speelde was dat de vallen niet exact in het draaipunt uit de mast kwamen en niet op de mast belegd werden maar naar valstoppers en lieren op het kajuitdak gingen.

     

    Ervaring met een IF

    In de loop van de tijd hoorde ik van heftig uitzwaaiende masten bij IF’s bij deze methode, vanaf een 45º gekantelde mast vooral. Waar dat precies aan lag werd me niet duidelijk.

    Afgelopen jaar was ik bij het strijken van de mast van een IF met kettinkjes. Het was windstil weer. Het water was rimpelloos. Het schip lag langszij een steiger. Het bedienen van de strijktakel gebeurde vanaf de steiger. Er werd niet heen en weer gelopen aan boord tijdens het strijken. Er was hulp in de kuip om de mast goed op de steun te leiden.  Tijdens het kantelen zag ik halverwege het strijken de voorste zijde van de kettingdriehoek  in beweging komen: de positie van de top van de driehoek verplaatste zich omlaag en naar achteren, waardoor de zijdelingse ondersteuning snel verminderde. Gelukkig was er geen onrust in het schip of winddruk die de mast deed uitzwaaien. Alles ging goed, in tegenstelling tot wat ik hoorde over een eerdere keer, waarbij de giet-aluminium mastvoet scheurde.

     

    Dit brengt me op het volgende;

    De scepters van de zeerailing staan bij de meeste IF’s op andere afstanden van het draaipunt van de mast dan bij een M26 en dat heeft veel invloed op de zijdelingse ondersteuning als je ze als basis voor een strijkwantputting gebruikt.

    De voorste scepters staan bij de M26 meer dan een meter voor dat draaipunt, maar bij de meeste IF’s -een enkele uitgezonderd- slechts zo’n 40 cm.  Dat heeft tot gevolg dat de driehoek van ketting er bij een IF heel anders uitziet. De voorste zijde is daar veel steiler en maakt een hoek van zo’n 40º met het dek.  Als de mast verder kantelt dan die 40º  trekken de hulpstrijkwanten de top van de kettingdriehoek omlaag en naar achteren.

    Daardoor valt bij een IF  de steun tegen zijdelings uitzwaaien al weg als de mast iets meer dan halverwege gekanteld is en nog een flink stuk moet zakken om binnen bereik van een helpende hand te komen.

    Bij mijn M26  gebeurde dat pas bij  20º. Dan lag bij de Windzang de mast al bijna op zijn steun achterop de hekpreekstoel. Bij zijwind of onrust in de boot stuurde ik soms het laatste stukje een beetje bij met de spiboom .

     

    Als je bij ongunstig gepositioneerde scepters de top van de bewuste driehoek in positie wilt houden ontkom je niet aan een stabielere constructie. Wilt je niet meteen naar vaste strijkwanten dan zou je een demontabele driehoek van profiel of pijp kunnen (laten) maken: Zie  schetsje dat ik op internet aantrof.  Lijkt me ook inklapbaar/uitneembaar te maken en met passende sluitingen aan de scepterpotten te monteren, of aan oogbouten op het dek. Bijvoorbeeld door een zeskantboutje van de scepterpot door een oogboutje te vervangen.

     

    Ik ben benieuwd naar ervaringen en ideeën  van anderen.

     

     

    Ferdinand Postma

    Herfst 2023

     

    Peter van Santen
    Deelnemer
    Aantal berichten: 23

    Wij gebruiken al ruim 10 jaar het ‘kettinkjes systeem’ op onze IF BeeTill.

    Mast strijken of zetten doen we binnen een half uur met z’n tweetjes.

    De kettinkjes liggen altijd aan boord. Het is fijn te weten dat een geplande reis niet door een gestremde brug onderbroken zal worden.

    We gaan altijd overdag door Amsterdam, mast strijken of zetten in thuishaven op de Braassem, en aan de andere kant van Amsterdam in de Houthaven.

    Omdat BeeTill geen zeereling heeft monteren we de kettinkjes aan de voorzijde aan de preekstoel, en aan de achterzijde aan de genua rail. Met name de bevestiging aan de preekstoel (ruim vóór het draaipunt dus) zorgt er voor dat het geschetste probleem van afnemende spanning op de vallen (veel) minder groot is .  Schepen die geen preekstoel hebben kunnen ook de bolder op het voordek gebruiken.

    Marieke Tobias heeft volgende schets van het systeem gemaakt:

    Schets door Marieke Tobias

     

2 berichten aan het bekijken - 1 tot 2 (van in totaal 2)
  • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.