1. Kijk of de mast niet naar BB of SB helt door de grootzeilval te nemen en die zoveel te vieren dat je er net de gangboorden aan weerszijden mee kunt aantippen. Stel zo nodig de TOPwanten bij. De Onderwanten (Hoofdwanten) zijn nu nog losjes.
  2. Span de TOPwanten gelijkmatig aan door aan beide zijden hetzelfde aantal omwentelingen aan te houden tot de mast ter hoogte van de zalingen een kromming heeft van plm 13 cm (komt overeen met de dikte van de mast). Dat controleer je door de grootzeilval vastgemaakt op giekhoogte tegen de mast, strak te zetten.
  3. Draai de Onderwanten gelijkmatig aan tot de kromming is teruggebracht tot 5 cm. Kijk regelmatig langs de zeilgroef omhoog. Je ziet snel genoeg of er een bocht in je mast komt (zie figuur 2). Je hebt zo een behoorlijke voorspanning en een goede basistrim. De spanning op de topwanten is dan ongeveer 300 tot 450 kg en op de onderwanten ongeveer de helft daarvan. Geeft deze exercitie voor jouw gevoel teveel spanning dan neem je de kromming onder 3 gewoon wat minder.

Aanvullende informatie
Zorg dat je de stagspanners borgt met een pen of ring. De zalingen kun je zodanig vastzetten dat je ze met de hand nog wel kunt bewegen, maar beslist niet te los.

Het achterstag is belangrijk voor de trim tijdens het zeilen. Bij meer wind geef je meer spanning op het achterstag om zo het achterlijk van het grootzeil te openen. Ook geef je zo wat meer spanning op het voorstag. Als je de stand van de wantspanners merkt door de schroefdraad te tapen, voorkom je dat je het volgende seizoen weer van voor af aan moet beginnen.

Verfijningen zijn aan te brengen door onder helling op vlak water zeilend de spanning te controleren en eventueel daarna na te stellen. Mastenfabrikant Seldén adviseert dat de lijwanten tot een helling van 22 graden niet mogen loskomen.

De NMV heeft een wantspanningsmeter. Tijdens evenementen is die beschikbaar voor leden en kun je eens meten hoeveel spanning er op jouw verstaging staat.

De praktijk leert dat de meeste Marieholmzeilers hun verstaging te weinig spanning geven. Het voordeel van de juiste spanning van de verstaging is vooral merkbaar bij hoog aan-de-windse koersen. Een te losse verstaging leidt tot meer “werken” van de mast in vlagen en op onrustig water. Gevolg is verhoogde piekbelasting en extra slijtage.

Echter, wees voorzichtig bij het te strak aandraaien. Mogelijk worden zwakke plekken (romp-dekverbinding enwantputtingen) van de verstaging duidelijk als je de spanning te ver verhoogt. Zorg in ieder geval voor afdoende dek versteviging en voor wantputtingen die voldoende sterk zijn. Voor het Hoofdwant (Onderwant) bestaan speciale RVS plaaten (uit Zweden) met een oog die op vier punten door het dek heen gaan.